Bedrijfsvoering
Indicatoren | |||||||
Realisatie | Streefwaarden | ||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | |
Verplichte indicatoren (BBV) | |||||||
N.v.t. | |||||||
Eigen indicatoren | |||||||
N.v.t. |
Prestaties |
---|
Prioriteiten
DIGITALISERING
Uitvoeren Groningse Digitaliseringsstrategie (zie paragraaf 10. Grote transities - Digitaliseringsstrategie)
- Spoor e-dienstverlening:
- Realiseren dienstverleningsportaal.
- Spoor openbaar maken en publiceren:
- N.v.t.
- Spoor informatiebeheer:
- Realiseren goed ingerichte informatiehuishouding.
- Spoor datagedreven werken:
- Verbeteren datagedreven beleids- en besluitvorming;
- Vaststellen beleid voor gebruik generatieve kunstmatige intelligentie;
- Uitvoeren plan van aanpak Ethiek.
- Spoor communicatie:
- Verbeteren toegankelijkheid informatie waaronder provinciale websites;
- Vernieuwen contentmanagementsysteem provinciale websites.
- Spoor flexibel en robuust fundament:
- Realiseren nieuwe digitale werkplek voor provinciale medewerkers;
- Implementeren data-integratievoorziening;
- Realiseren centrale informatiebeveiligingsvoorziening.
Regulier
Facilitair
- Start bouwen nieuw steunpunt wegbeheer en huisvesting nautische bediening Roode Haan (oplevering 2026);
- Voorbereiden toekomstbestendig maken archeologisch depot in Nuis;
- Voorbereidingen treffen voor groot onderhoud en renovatie MK12 (uitvoering start zomer 2027).
HRM
- De werkprocessen op orde brengen en eenduidig op AFAS Insite zetten en daarbij de inzet van robotjes onderzoeken om systemen en handelingen in systemen soepeler te laten verlopen;
- Concrete acties inzetten om het ziekteverzuim terug te dringen;
- Verbeteren en professionaliseren inrichting arbo-organisatie en arbobeleid;
- Starten met een leiderschapsprogramma waarin veel aandachtspunten uit de organisatieontwikkeling een plek krijgen;
- Implementeren proces voor jaarlijks actualiseren van Strategische Personeelsplanning.
Subsidies en inkoop
- Contractmanagement organisatorisch verder inrichten en uitrollen in de organisatie;
- Deelnemen aan het project Klantportaal en zorg dragen voor ontwikkelen aanvraagformulieren en koppeling aan ons workflowsysteem.
Kosten overhead
Bedrijfsvoeringskosten zijn de kosten van het ambtelijk apparaat, zoals salarissen, huisvesting, opleidingen etc. Te onderscheiden zijn directe kosten en indirecte ofwel overheadkosten. Directe kosten zijn te relateren aan programma's 1. Ruimte en water tot en met 7. Openbaar bestuur, dit zijn voornamelijk salariskosten. De overige kosten zijn overheadkosten, zoals huisvesting, die in dit programma (8. Algemene dekkingsmiddelen en bedrijfsvoering) zijn opgenomen.
In onderstaand overzicht maken wij inzichtelijk hoe de bedrijfsvoeringskosten voor 2025 zijn opgebouwd, hoe de directe personeelskosten in 2025 over de programma's worden verdeeld en welk bedrag aan overheadkosten voor 2025 in dit programma wordt begroot.
Overzicht apparaatskoste n 2024-2028
(x € 1.000) | Begroting 2024 na wijziging | Begroting 2025 | Meerjarenraming | ||
---|---|---|---|---|---|
2026 | 2027 | 2028 | |||
Lasten | |||||
Personele apparaatskosten | 102.051 | 103.399 | 98.751 | 100.856 | 99.984 |
Materiële apparaatskosten | 18.638 | 26.595 | 21.226 | 20.342 | 21.122 |
Totale lasten | 120.689 | 129.994 | 119.977 | 121.198 | 121.106 |
Baten | |||||
Personele apparaatskosten | 19.199 | 16.985 | 14.815 | 14.082 | 14.510 |
Materiële apparaatskosten | 1.222 | 460 | 466 | 473 | 479 |
Totale baten | 20.421 | 17.445 | 15.281 | 14.555 | 14.989 |
Saldo lasten-baten | |||||
Personele apparaatskosten | 82.852 | 86.414 | 83.936 | 86.774 | 85.474 |
Materiële apparaatskosten | 17.417 | 26.134 | 20.759 | 19.869 | 20.643 |
Totale saldo lasten-baten | 100.268 | 112.548 | 104.696 | 106.643 | 106.117 |
Waarvan toegerekend aan: | |||||
- programma's | 48.511 | 49.588 | 49.790 | 53.394 | 53.560 |
- overhead | 48.255 | 59.242 | 52.986 | 51.330 | 50.638 |
Totaal exploitatie | 96.766 | 108.830 | 102.776 | 104.724 | 104.197 |
- investeringswerken | 3.502 | 3.718 | 1.919 | 1.919 | 1.919 |
Totaal toegerekend | 100.268 | 112.548 | 104.696 | 106.643 | 106.117 |
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat apparaatskosten in 2025 in totaal € 112.5 miljoen bedragen. Hiervan wordt € 49,6 miljoen toegerekend aan de begrotingsprogramma's en € 59,2 miljoen aan overhead, het resterende deel betreft investeringswerken.
Wij maken onderscheid naar apparaatskosten die in provinciale uurtarieven worden meegenomen en de apparaatskosten die daarbuiten worden gehouden. De kosten die hierbuiten worden gehouden zijn in principe de kosten waarbij weinig of geen verband bestaat met de inzet die de provincie ten behoeve van diensten voor derden pleegt, bijvoorbeeld afschrijvingslasten provinciehuis.
Voorzieningen personeel
Voor het huidige en voormalige personeel zijn de volgende voorzieningen beschikbaar:
- financiële bijdrage personeelsvereniging;
- reünie oud-werknemers;
- financiële bijdrage personeelsfonds;
- behandelde klachten ongewenste intimiteiten;
- ondernemingsraad.
Hiervoor is voor 2025 een bedrag van circa € 0,04 miljoen opgenomen.
Algemene dekkingsmiddelen
De algemene dekkingsmiddelen zijn inkomsten waarmee we geplande uitgaven dekken. Wij onderscheiden de volgende onderdelen:
- Algemene uitkering uit het Provinciefonds
- Opcenten motorrijtuigenbelasting
- Saldo van de financieringsfunctie
- Dividend
- Saldo overige algemene dekkingsmiddelen
- Onvoorziene uitgaven
- Vennootschapsbelasting
- Saldo mutaties reserves
Hieronder is een overzicht van de (verwachte) ontwikkelingen in de algemene dekkingsmiddelen en onvoorziene uitgaven opgenomen.
Overzicht saldi algemene dekkingsmiddelen 2023-2028
(x € 1.000) | Realisatie 2023 | Begroting 2024 na wijziging | Begroting 2025 | Begroting 2026 | Begroting 2027 | Begroting 2028 |
---|---|---|---|---|---|---|
1. Provinciefonds | 216.448 | 263.927 | 248.320 | 246.428 | 240.458 | 248.043 |
2. Opcenten mrb | 64.079 | 65.651 | 67.526 | 70.565 | 70.370 | 70.181 |
3. Saldo van financieringsfunctie | 39.456 | 25.479 | 18.223 | 15.937 | 15.437 | 13.248 |
4. Dividenden | 14.894 | 2.533 | 6.344 | 3.386 | 3.386 | 3.386 |
5.Onvoorzien | -500 | -500 | -500 | -500 | -500 | |
6. Overige algemene dekkingsmiddelen | 309 | 72 | -828 | -1.967 | -1.964 | -6.627 |
Subtotaal | 335.186 | 357.162 | 339.085 | 333.849 | 327.187 | 327.731 |
8. Saldo mutaties reserves programma 8 | -15.590 | -1.394 | 14.923 | 10.636 | 25.331 | 5.601 |
Saldo algemene dekkingsmiddelen | 319.596 | 355.768 | 354.008 | 344.485 | 352.518 | 333.332 |
Jaarlijks worden de ramingen van de rente (als saldo financieringsfunctie bij 3.) en dividenden in het voorjaar ten behoeve van de perspectiefnota geactualiseerd. Relevante ontwikkelingen nadien worden in de begroting meegenomen. Als gevolg van de positieve ontwikkelingen van de rentepercentages is het saldo van de financieringsfunctie ten opzichte van de inschatting bij de perspectiefnota licht gestegen.
Hierna lichten wij de genoemde onderdelen kort toe. In de financiële begroting geven wij een totaalbeeld van de baten en lasten en gaan wij op de financiële positie in.
1. Algemene uitkering uit het Provinciefonds
De raming van de uitkering uit het Provinciefonds voor 2024 en volgende jaren hebben wij gebaseerd op de septembercirculaire 2024. In onze meerjarenramingen volgen wij ten aanzien van de raming van het Provinciefonds een behoedzaam scenario. In het behoedzame scenario houden wij jaarlijks structureel € 0,5 miljoen als buffer aan, waarbij jaarlijks het bedrag met € 0,5 miljoen toeneemt. Voor 2024 is de behoedzaamheidsbuffer € 0,5 miljoen, voor 2025 € 1,0 miljoen en zo verder.
Ten opzichte van de Perspectiefnota 2025, waarbij de uitkering uit het Provinciefonds is gebaseerd op de Meicirculaire 2024, zien wij op basis van de septembercirculaire 2024 een positieve ontwikkeling van de uitkering uit het Provinciefonds.
Zoals gemeld in de Perspectiefnota 2025 is besloten om de nieuwe normeringssystematiek vervroegd in te voeren. Dit houdt in dat de koppeling van het accres aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) per 2024 is ingevoerd en dat het accres niet meer is gekoppeld aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven. In de septembercirculaire is het accres voor de jaren 2025 en verder geactualiseerd op basis van de actuele raming van de ontwikkeling van het bbp door het Centraal Planbureau (CPB).
Naast het bijstellen van het accres hebben de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds, taakmutaties en decentralisatie-uitkeringen geleid tot een hogere uitkering uit het Provinciefonds. Zie verder deel 4 van deze begroting (Financiële begroting) voor een nadere toelichting op de ontwikkeling van onze uitkering uit het Provinciefonds.
De financiële verhoudingen van de provincies met het Rijk zijn aan veranderingen onderhevig.
In de afgelopen maanden is met de ministeries van BZK en Financiën (samen de fondsbeheerders) gesproken over de vervolgstappen om te komen tot een nieuw verdeelmodel voor het Provinciefonds. In dit proces is recent het door de fondsbeheerders bij de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) aangevraagde adviesrapport met betrekking tot het door Cebeon opgestelde verdeelmodel, door de ROB gepubliceerd.
Op basis van het conceptmodel van Cebeon hebben de uitkomsten van de herijking een voordelig effect voor de provincie Groningen. Zoals ook in de Kamerbrieven die over dit onderwerp zijn verstuurd en in het advies van de ROB is benoemd, zal het conceptmodel niet onverkort (kunnen) worden ingevoerd door de fondsbeheerders. In de komende periode moeten door het Rijk de uitkomsten en aanbevelingen in het advies van de ROB verder worden uitgewerkt. Hierbij moet worden bepaald hoe het verdeelmodel er uiteindelijk uit komt te zien, wat de effecten hiervan voor de provincies (inclusief Groningen) zijn en op welk moment en met welk ingroeipad het nieuwe verdeelmodel in werking zal treden. De uiteindelijke beslissing over de invoering van het nieuwe verdeelmodel voor het Provinciefonds is voorbehouden aan het Rijk.
In het kader van de Voorjaarsnota 2024 is met het Rijk afgesproken dat er onderzoeken zullen plaatsvinden naar de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht. De vraag is of de huidige bbp-systematiek, waarin het accres in het Provinciefonds wordt bepaald op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp), evenredig meebeweegt met de ontwikkeling van de kosten op de beleidsterreinen openbaar vervoer, infrastructuur en natuur. Ook in het adviesrapport van de ROB met betrekking tot het verdeelmodel van het Provinciefonds wordt het belang van deze onderzoeken onderkend.
In de afgelopen periode is, in samenwerking met het Rijk, gewerkt aan de plannen van aanpak voor deze onderzoeken. Daarbij is ook naar voren gekomen dat een onderzoek op het gebied van economie en cultuur gewenst is. De benodigde onderzoeken worden in de komende periode uitgevoerd.
Zie verder deel 4 van deze begroting (Financiële begroting) voor een nadere toelichting op de ontwikkeling van onze uitkering uit het Provinciefonds.
2. Opcenten motorrijtuigenbelasting
Wijziging maximumtarief opcenten
Het Rijk stelt jaarlijks het maximale niveau van opcentenheffing vast. Provincies kunnen vervolgens zelf bepalen in hoeverre zij de vrije capaciteit willen benutten. Deze indexering vindt plaats op basis van de ontwikkelingen van de tabelcorrectiefactor ofwel de consumentenprijsindex die van CBS afkomstig zijn.
Het verschil tussen het wettelijk toegestane aantal opcenten en het feitelijke aantal is de vrije belastingcapaciteit. Per 1 januari 2025 bedraagt het wettelijke maximum naar verwachting 139,9 opcenten. Dit is een stijging van circa 1,2% of wel 1,6 opcenten ten opzichte van 2024.
Tarieven vanaf 2025
Het aantal opcenten dat de provincie Groningen vanaf 1 januari 2025 heft, bedraagt 95,7. Dit is gelijk aan het tarief in 2024. Bij de Perspectiefnota 2024 is besloten voor 2024 en verder de trendmatige ophoging van het opcententarief met de consumentenprijsindex los te laten en te rekenen met een gelijkblijvend tarief van 95,7 opcenten te rekenen.
Overzicht tarieven opcenten mrb in de twaalf provincies en mogelijke voornemens 2025
Provincie | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | voornemen 2025 |
---|---|---|---|---|---|---|
Groningen | 91,8 | 93,3 | 94,5 | 95,7 | 95,7 | 95,7 |
Drenthe | 92,0 | 92,0 | 92,0 | 92,0 | 92,0 | 92,0 |
Zuid-Holland | 90,4 | 90,4 | 91,8 | 95,7 | 98,7 | 101,5 |
Gelderland | 87,2 | 89,5 | 90,6 | 93,0 | 97,9 | 101,2 |
Zeeland | 89,1 | 89,1 | 82,3 | 82,3 | 84,4 | 84,4 |
Fryslân | 87,0 | 87,0 | 87,0 | 87,0 | 89,6 | 92,1 |
Flevoland | 80,6 | 81,4 | 82,2 | 82,2 | 83,0 | 83,9 |
Overijssel | 79,9 | 79,9 | 79,9 | 79,9 | 82,2 | 82,2 |
Noord-Brabant | 78,0 | 78,4 | 79,6 | 80,8 | 82,8 | 84,9 |
Limburg | 77,9 | 77,9 | 79,1 | 80,6 | 83,1 | 85,8 |
Utrecht | 73,6 | 74,9 | 77,5 | 79,4 | 81,9 | 84,2 |
Noord-Holland | 67,9 | 67,9 | 67,9 | 67,9 | 77,4 | 77,4 |
Gemiddeld tarief | 83,0 | 83,5 | 83,7 | 84,7 | 87,4 | 88,8 |
Maximumtarief | 115,0 | 116,8 | 118,4 | 125,8 | 138,3 | 139,9 |
Relatie met uitkering Provinciefonds
Er is een relatie tussen de opcentenheffing en de algemene uitkering uit het Provinciefonds. De verdeling tussen de provincies van de totale omvang van het Provinciefonds is gebaseerd op verdeelmaatstaven waaronder de opbrengst voor de motorrijtuigenbelasting.
Voor het verdeelmodel Provinciefonds is de opbrengst per opcent motorrijtuigenbelasting als negatieve inkomstenmaatstaf gehanteerd. Deze maatstaf beoogt de tussen de provincies bestaande verschillen in belastingcapaciteit in belangrijke mate te compenseren. In situaties waarin het totale provinciale belastinggebied groter van omvang wordt en/of waarin ons aandeel in het totale provinciale belastinggebied afneemt zal de compensatie via het Provinciefonds stijgen. En omgekeerd zal deze dalen. Het door de provincie gehanteerde opcententarief heeft geen invloed op het verdeelmodel, aangezien voor het verdeelmodel voor alle provincies gerekend wordt met een fictief tarief van 65,9 opcenten.
3. Saldo van de financieringsfunctie
Het saldo van de financieringsfunctie betreft het saldo van de rentebaten en -lasten van de uitgezette middelen.
De tijdelijke overtollige middelen van zowel de provincie als de derde partijen waarvoor de provincie de treasuryfunctie uitvoert staan op de rekening-courant bij de Staat en bij medeoverheden waar de provincie geen toezichtrelatie op heeft. Deze middelen zijn voor circa 60% van de provincie en voor circa 40% van de derde partijen. Over de saldi in rekening-courant van deze derde partijen worden de overeengekomen rentevergoedingen berekend en verantwoord.
De nazorgmiddelen worden specifiek uitgezet voor de eeuwigdurende nazorg van de gesloten stortplaatsen en baggerspeciedepots. De rendementen van deze beleggingen worden jaarlijks toegevoegd aan de nazorgfondsen.
De rentebaten van de uitgezette middelen in het kader van de publieke taak worden geheel toegevoegd aan de Algemene dekkingsmiddelen van de provincie.
Voor een nadere toelichting verwijzen u naar paragraaf 2. Financiering waarin wij ingaan op de ontwikkelingen in de financiering van de provincie en naar paragraaf A.1 Leningen, garanties en waarborgen waar wij de risico's van de leningen die in het kader van de publieke taak verstrekt zijn vermelden.
4. Dividend
Onze provincie neemt per 31 december 2023 deel in het aandelenkapitaal van:
- Groningen Airport Eelde N.V.
- N.V. Waterbedrijf Groningen
- N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
- N.V. NOM (Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland)
- Enexis Holding B.V.
- Publiek Belang Elektriciteitsproductie B.V.
- Claim Staat Vennootschap B.V.
- Investeringsfonds Groningen B.V.
- Groninger Groeifonds B.V.
Het reguliere dividend van de aandelen Enexis en de aandelen BNG worden voor 2025 geraamd op circa € 6,2 miljoen respectievelijk € 0,1 miljoen.
Deze deelnemingen zijn eveneens opgenomen in de paragraaf Verbonden partijen (7.2 Vennootschappen en coöperaties).
5. Saldo overige algemene dekkingsmiddelen
Het saldo overige algemene dekkingsmiddelen betreft het saldo van de lasten en baten die worden geraamd onder de overige algemene dekkingsmiddelen. Dit saldo bestaat uit een nog te ontvangen btw-compensatie in verband met IPO (€ 0,11 miljoen), het surplus op de Stelpost autonome taken
(€ 0,04 miljoen) en de bij de Perspectiefnota 2025 gevormde stelposten voor mogelijke tegenvallers en knelpunten in de personele bezetting (€ 0,9 miljoen).
6. Onvoorziene uitgaven
In de begroting dient een budget te worden opgenomen ten behoeve van onvoorziene uitgaven.
De hoogte van de reservering kunnen uw Staten vaststellen. Voor de jaren 2025 en verder gaan wij uit van een bedrag van € 500.000. Door adequate kredietbewaking tracht de provincie het aantal onvoorziene tegenvallers zoveel mogelijk te beperken en hierdoor het beroep op onvoorzien zoveel mogelijk te voorkomen.
7. Vennootschapsbelasting
Met ingang van 1 januari 2016 geldt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ook voor overheidsondernemingen. Dit betekent dat de provincie onder voorwaarden belastingplichtig kan zijn voor de vennootschapsbelasting (vpb).
Op basis van een inventarisatie en afstemming met de Belastingdienst bij invoering van de vpb voor overheidsondernemingen was de conclusie dat de provincie geen activiteiten heeft die leiden tot betaling van vennootschapsbelasting.
In 2024 is in het kader van het Tax Control Framework (TCF) gestart met een herbeoordeling op mogelijke vpb-plicht. Vooralsnog verwachten we niet dat er sprake zal zijn van vennootschapsbelastingplicht.
8. Saldo mutaties reserves
De geraamde mutaties van de reserves in de periode 2025-2028 worden in de navolgend overzicht nader gespecificeerd.
Overzicht bijdragen en onttrekkingen aan reserves 2025-2028
(x € 1.000) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
A. Bijdragen aan | ||||
Algemene reserve | - | 419 | - | - |
Compensatie dividend Essent | 3.805 | 2.948 | 2.948 | - |
Leefbaarheid krimpgebieden | - | - | - | - |
Programma Landelijk gebied | - | - | - | - |
Bodem en ondergrond | - | - | - | - |
Wabo | - | - | - | - |
Provinciale Meefinanciering | - | - | - | - |
Overboeking kredieten | - | - | - | - |
Afschrijvingen | - | - | - | - |
Automatisering | 131 | 131 | 131 | 81 |
Apparaatskosten personeel (AKP) | - | - | - | - |
Cofinancieringsfonds | - | - | - | - |
Risico's bij uitvoering infrastructurele projecten | - | - | - | - |
Expoitatie openbaar vervoer, innovatie en ov. maatregelen | 1.763 | 1.858 | - | - |
Investeringen in infrastructuur | 6.464 | 4.646 | 3.358 | 1.118 |
Beheer en onderhoud wegen en waterwegen | - | - | - | - |
Totaal bijdragen aan reserves | 12.163 | 10.002 | 6.437 | 1.199 |
B. Onttrekkingen aan | ||||
Algemene reserve | 5.802 | 9.188 | 25.255 | 5.695 |
Compensatie dividend Essent | 9.458 | 1.542 | - | - |
Leefbaarheid krimpgebieden | - | - | - | - |
Programma Landelijk gebied | 4.612 | 1.758 | 1.758 | 758 |
Bodem en ondergrond | 155 | - | - | - |
Wabo | - | - | - | - |
Provinciale Meefinanciering | 101 | - | - | - |
Overboeking kredieten | 243 | - | - | - |
Afschrijvingen | 2.201 | 2.942 | 2.947 | 3.141 |
Automatisering | 593 | 1.031 | - | - |
Apparaatskosten personeel (AKP) | 3.213 | 399 | 391 | - |
Cofinancieringsfonds | 15.738 | 3.817 | - | - |
Risico's bij uitvoering infrastructurele projecten | 1.333 | - | - | - |
Expoitatie openbaar vervoer, innovatie en ov. maatregelen | 9.889 | 927 | 50 | - |
Investeringen in infrastructuur | 43.776 | 17.102 | 3.866 | - |
Beheer en onderhoud wegen en waterwegen | 1.817 | 200 | 200 | 200 |
Totaal onttrekkingen aan reserves | 98.931 | 38.907 | 34.467 | 9.794 |
Saldo (= B-A) | 86.768 | 28.905 | 28.030 | 8.595 |
Uitgesplitst naar programma's | ||||
1. Ruimte en water | -525 | -225 | -225 | -225 |
2. Milieu en energie | -186 | - | - | - |
3. Platteland en natuur | -5.779 | -1.892 | -1.929 | -758 |
4. Bereikbaarheid | -65.011 | -16.570 | -544 | -2.011 |
5. Economie | -101 | 419 | - | - |
6. Cultuur en maatschappij | -43 | - | - | - |
7. Openbaar Bestuur | -200 | - | - | - |
8. Algemene dekkingsmiddelen en bedrijfsvoering | -14.923 | -10.636 | -25.331 | -5.601 |
Totaal programma's | -86.768 | -28.905 | -28.030 | -8.595 |
In deel 4 van deze begroting (Financiële begroting) presenteren wij een meerjarige doorkijk van alle reserves.